|
Ironisch dicht
Omdat ik in de maatschappij
Goed staande blijf
Mijn hele leven voor leugens leidt
Ondoordacht, in constante strijd met de wet
Mijn glorieuze 'rechtvaardigheid' verdedig
En vervolgens met een steenrijk man neerlig
Zijn bed deel, en mij, van kwaad niet bewust,
In geile lust zijn mond gekust;
En lieve woordjes uitgewisseld: “schat, hoeveel Balkenendes maak jij per jaar?"
Ik hou van geld, en vind en passant dat het leven
Van de mensheid telt!
Mensheid!
"Komt tot mij, gij die vermoeid en belast zijt!"
Ik beloof u het Paradijs!
Weggeworpen het brood voor
Zangvogels want,
Ik hoef toch die ouwe zooi niet meer!
Bid intussen deemoedig tot den Heer,
Opdat hij mij moge brengen wat goed is: Geld, macht, roem - en een ega zonder scrupules!
Het belangeloze lied der zangvogels doe ik smoren,
In een Prokovieviaanse sneer.
Evenals het grootste deel der mensheid
- die ik royaal het licht in de ogen gun! -
Ga ik, ja! ik! Altijd op zondag naar de kerk,
Waar ik de schoonheid
Van de predikantse preken,
Tot botergeile ongehoorzaamheid, verwerk.
In de nachtelijke uren, wanneer ik niet alleen zal zijn,
Want verwantschap en mijn liefde
Is zo sterk, dat ik mijn man graag zijn werk laat doen,
Tot in de vroege uren
Geld bindt ons - geld in de hand, schept een band!
Geld is macht en roem, mijn liefste,
Lik m’n reet!
|