|
Abel Staring - 08:52 21-03-2006 |
|
|
DICHTERSPREUKEN I
Mijn zoon, zo ge dichter wilt worden, gewen uw pen om te delgen.
Hebt ge zeven woorden geschreven, gij zult er zes met de ban slaan.
En zo zich het zevende handhaaft, het is van godswege een leenwoord.
Gewen uw pen om te delgen, mijn zoon, wees tègen uzelve:
Dat wat een vers tot een vers maakt ìs niet van sterfelijke oorsprong.
Wie dichter is zorgt dat hij staan laat, mijn zoon, wat nièt van zijn hand is.
DICHTERSPREUKEN II
Mijn zoon, zo ge dichter moogt worden, bedenk: er is een ontzegging,
er bestaat een onthechting des harten die het adelsmerk van het vers is.
Hafiz, de grootvorst der dichters, hij vond, mijn zoon, op een morgen
onherkenbaar de roos die zijn trots was: met het scherp van de stam afgeslagen.
En hij zweeg. Hij heeft het verbeten. Strenger pracht nog gewerd zijn vers sedert.
Ik bid u, mijn zoon, niet te vrezen. Hij geeft de geest niet met mate.
...................................................................................
Ik hou van Ida Gerhardt, ik hou van haar taal, van haar gedichten en in zekere zin ook van haar voorbeeldige biografie. Ze kan me zeker soms ook irriteren. Ze heeft zich decennialang miskend gevoeld, daaraan uiting gegeven en op het laatst was dat zwaar overdreven. Ze ontving, geloof ik, alle grote prijzen! Ook haar profetische toon valt bij mij niet altijd in goede aarde. En toch vertegenwoordigt ze voor mij een norm. Ze sloot zelden of nooit compromissen, ze wijdde zich volkomen toe aan wat ze als haar roeping zag: dichten, ze was een stimulerend dichteres, ze vertaalde Lucretius bijvoorbeeld op een voor mij onvergetelijke manier.
Ze leerde Hebreeuws op latere leeftijd om samen met haar levensgezellin, Marietje van der Zeyde, neerlandica, de Psalmen te vertalen. Die werden opgenomen in de Willibrordvertaling, en naderhand helaas weer verwijderd om plaats te maken voor een mindere vertaling. Hun psalmen worden als deel van het breviergebed in Nederland en Vlaanderen gezongen.
Ik hou van haar taal. Zeker, die is aan de statige kant, die is soms gewrongen en toch vind ik haar taal meestal prachtig. Een onvervalst Nederlands, een taal met spieren.
Dichterspreuken I zijn streng, maar ik weet uit eigen ervaring dat het heilzaam is ze te volgen. Ik beweer niet dat ik ze altijd volg, je wil als je eindelijk een versie hebt die je wel bevalt, graag reactie en dan publiceer je op het net achteraf gezien te vroeg. Mijn norm ligt nu op een maand wachten, een maand van zo nu en dan de zaak opnieuw bekijken en bewerken. Mijn ervaring is dat je een eerste versie als het ware moet vergeten en deze dan min of meer met frisse ogen opnieuw moet bezien. Een maand, tja, een maand is waarschijnlijk nog veel te kort... Iemand zei pas tegen me dat Nijhoff twee jaar wachtte, en in mijn geheugen komt nu naar boven dat Horatius negen jaar aanbeval. (Moet ik nakijken.)
Goed, tante Ida ( zo noem ik haar graag) wil dat je normaliter van de zeven woorden er zes met de ban slaat. Als eentje zich handhaaft, is het een leenwoord van godswege. Een leenwoord: in de laatste regel zegt ze: Een dichter laat staan, “wat nìet van zijn hand is.”
Met dat “van godswege” heb ik moeite. Ik kan me niks concreets voorstellen bij “goddelijke inspiratie”. Maar je kunt het vervangen door bijvoorbeeld “van muze-wege”, waarmee je het probleem verplaatst.
Kun je iets dichten dat niet van jouw hand is? Dat is een vraag om lang over na te denken. Soms lukt een gedicht opeens, soms zelfs in tien minuten. Maar daar gaat veel aan vooraf, aan studie, voorbereiding, overdenking. Je bent ook onbewust, onderbewust, half bewust, of hoe je dat ook wil betitelen, met je gedichten bezig. De voor jou juiste bewoordingen dringen zich soms aan je op. Ik denk wel eens: we dwalen als verzenmakers door de taal als schatkamer, als systeem. We stellen vragen aan wat objectief bestaat, buiten ons, en in ons. ( Ik bedoel nu natuurlijk de taal als woordvoorraad, als systeem). En het talig samenstel dat in ons huist kan ons soms iets toeschuiven, toegooien, schenken.
Werp je brood uit op het water en je zult het vinden na vele dagen.
Dit is een tekst uit het bijbelboek Prediker die mij nooit helemaal helder is geworden, maar wellicht heeft dit met bovenaangeduide zaken te maken.
Tot besluit: Ida Gerhardt was bepaald geen fundamentaliste, of een reformatorische gelovige. Ze was duidelijk vrijzinnig protestant. En in wat ze dichtte en schreef valt me altijd op dat niet alleen Jeruzalem maar ook, en misschien nog wel meer, Athene en Rome haar vadersteden zijn. Bij haar heb ik altijd het gevoel dat ze het beste van de klassieke oudheid heeft opgenomen in haar bloedsomloop. (Eerder verschenen op hetschrijvertje.be 30.09.04. Mijn wachttermijn is sinds een jaar twee maanden...)
|
|
|
Reactie gegeven door Pietersz van Calumburgh - 21:50 17-05-2007 |
|
|
|
een jaar geleden hier geplaatst
en nog steeds waardevol om te lezen
|
|
Reactie gegeven door Pietersz van Calumburgh - 20:39 22-03-2006 |
|
|
|
Bedankt voor deze bijdrage.
Hier ben ik zeer blij mee.
[color=FF3300]| met respectvolle groet, pietersz |[/color]
|
De gedichten die ingezonden zijn op de website van de lettertempel en e.v.t. toekomst projecten die gekoppeld zijn aan de lettertempel blijven ten alle tijden eigendom van de feitelijke auteur van het gedicht. Zonder toestemming van de feitelijk auteur mogen de gedichten niet gebruikt worden voor andere doeleinden dan lezen op deze site en indien hier toestemming voor gegeven is door de feitelijke auteur het uitgeven van de gedichten door lettertempel zelf. Mocht er sprake zijn van misbruik van de content en de gedichten die gepubliceerd zijn op deze site door wat dan ook dan zullen er hoe dan ook (in samenspraak met de auteur) stappen worden ondernomen.
|
|